Dit is een vervolg op het artikel; Je gedachten zijn krachtiger dan je denkt. Daarin vertelde ik je over wat negatieve en positieve gedachten met je situatie/andere mensen doen. Waarom zijn positieve gedachten belangrijk, en vooral, hoe leer je jezelf aan om positiever te denken?
In dit artikel gaan we daar dieper op in. Het is eenvoudig om te stellen dat we positiever moeten denken, maar hoe gaat dat dan in de praktijk? Het stappenplan staat in voorgaand artikel (erkennen, ombuigen, oefenen).
In dit artikel krijg je praktische situaties en hoe je die kan ombuigen naar iets positiefs.
Je maakt je eigen werkelijkheid
Onthou heel goed dat JIJ en alleen JIJ je eigen werkelijkheid maakt. Als jij dus bepaald dat de situatie waar je je in bevindt, niet goed is, dan ben JIJ de ENIGE die daar verandering in kan brengen.
En dat gaan we doen, met praktische alledaagse voorbeelden.
Ik sta altijd in de traagste rij aan de kassa.
Bedenk even wat je dacht voor je ging aanschuiven aan de kassa’s? Dacht je niet: Ik heb altijd pech, ik neem altijd de traagste rij? of Ik sta altijd aan de traagste rij aan de kassa. of Waarom neem ik altijd de traagste rij? Ik heb toch altijd pech!
Ik garandeer je dat dat de reden is waarom jij altijd de langste en traagste rij uitkiest. En als jij een korte rij uitkiest, dan gebeurd er iets waardoor je toch nog lang moet wachten. (er scant iets niet, de bancontact is stuk, er valt iets stuk op de grond, de kassiersters wisselen van plek, …)
Hihi, dit is een leuke, want ik had dit ook en nu niet meer.
Wat kan je er aan doen?
Voordat je naar de kassa’s wandelt orden je je gedachten. Haal positieve gedachten tevoorschijn, zeg wat leuks over wat je ziet en stel dan dat je snel geholpen wil worden aan de kassa.
Wandel naar de kassa’s, doe dat rustig, neem je tijd en kijk rond. Laat je leiden door je intuïtie en neem de kassa die het beste aanvoelt. Misschien laat iemand je wel voor (hoera!).
Ik vind nooit parking dichtbij.
Oké, dit is een voorbeeld van mijn moeder en mijn vader. Mijn papa rijdt ergens naar toe en parkeert telkens voor de deur, ook al staat de parking over vol, hij parkeert voor de deur. Altijd, zonder falen.
Mijn moeder rijdt ergens naar toe en parkeert buiten de parking, omdat er geen plek is. Altijd, zonder falen.
Dit voorbeeld geeft weer hoe simpel het soms kan zijn. Mijn papa zegt altijd voor we vertrekken (op een speelse manier): Hoe dicht zullen we deze keer parkeren? Voor de deur? (en hij is er zeker van dat hij voor de deur zal parkeren)
Mijn moeder klaagt en zaagt voor we vertrekken dat er toch geen parking zal zijn.
Haha, zie je het verschil? En het bewijs is er. Ik rij overigens liever met mijn papa dan met mijn mama mee.. Hihi.
Mijn kind is onhandelbaar.
Hoe vaak zeggen we tegen onze kinderen niet: Oh, jij bent stout – dat mag je niet doen – doe eens normaal – stop daarmee – of we roepen en schreeuwen.
Ja, ik ook – hoewel, nu veel minder.
Mijn kind is niet onhandelbaar. Mijn kind is nu onhandelbaar. Groot verschil hé.
Denk of zeg niet over je kind: Mijn kind is onhandelbaar. Dan maak je een onhandelbaar kind. Dat wil je juist niet.
Zeg of denk daarom – Mijn kind is nu onhandelbaar, of beter: Ik vind mijn kind nu onhandelbaar, wat kan ik doen om dat op te lossen?
Door je gedachte anders te formuleren hou je je energie bij jezelf. Je houdt je negatieve gedachte bij jezelf, waardoor je je kind er niet mee belast. En je wil ook een oplossing, je blijft niet bij de negatieve situatie stil staan. Je erkent de ongewenste situatie (het probleem) en je wil een oplossing. Daardoor kan je het probleem loslaten en plaats maken voor een gewenste situatie (de oplossing).
Dan kan je vooruit.
En dan kan je rustig worden en tijd nemen om een oplossing te bedenken én uit te voeren (zonder zelf onhandelbaar te worden omdat je ook roept,..)
Mijn kind heeft (ADHD, is hooggevoelig, heeft autisme, is verlegen,…)
Oh ja, wat houden we ervan onze kinderen een label te geven. Ik ben er zelf schuldig aan, want ik schreef een artikel: Mijn kind is hooggevoelig, wat nu?
Goed, dus ik label mezelf en mijn kind als hooggevoelig. En bij hooggevoeligheid horen bepaalde ‘symptomen’. Dus als ik zeg dat ik hooggevoelig ben, dan trek ik al die symptomen ook aan, onbewust.
Ten eerste is een persoon die hooggevoelig is, niet abnormaal. Sterker nog, het wordt het nieuwe normaal, maar dat is niet voor nu. Ten tweede is iemand die hooggevoelig is niet beter of slechter dan iemand die ADHD of autisme heeft.
Dus, waarom steken we onszelf in een hokje? Om belangrijker te zijn dan een ander? Om op te scheppen of om de zieligaard uit te hangen? De reden doet er zo niet toe, maar wat kunnen we er aan doen?
De volgende keer dat je zegt: Mijn kind heeft x, ga je dat veranderen. Zeg vanaf nu: Mijn kind is zichzelf en dat is goed. Geen 2 kinderen zijn hetzelfde. Ik hoef geen label op mijn kind te kleven, mijn kind is zichzelf. Het past niet binnen een hokje/op een label. Ik geef mijn kind toestemming om te zijn wil hij wil zijn.
Met andere woorden: Beperk jezelf of een ander niet door er een label op te kleven. Dat rooft de vrijheid van die persoon weg.
Als iemand zegt: Mijn kind heeft ADHD. Dan zeg jij: Dat is hoe jij er over denkt, maar laat je kind vooral zichzelf zijn.
Of zoek naar een antwoord dat comfortabeler is voor jezelf. En vanaf nu label je niemand meer. Gedaan met hokjesdenken.
Ik ben … (te dik, te ongezond, ziek, lelijk, te veel rimpels, depressief, te oud,..)
Als er 1 ding is dat je mag zeggen na IK BEN, dan is dat alleen BEWUST.
Ik ben bewust. Of, ik ben bewust dat ik (vul aan). En dan kan je het loslaten en het oplossen.
Als ik bewust ben dat ik te dik ben, dan erken ik de situatie (het probleem) en kan ik mij focussen op de oplossing. Ik ben bewust dat ik ziek ben en ik wil gezonder worden, hoe doe ik dat. Ik ben bewust dat ik er oud uitzie (voor mijn leeftijd), hoe kan ik mijn huid verjongen? En dan zoek je oplossingen, je gaat op onderzoek uit.
Zo heel simpel is dat.
Want als jij zegt; Ik ben dik, dan zegt je lichaam: Oh, je wil dik zijn, ja, dat kan ik. En lap, dieet na dieet lukt niet.
Ik ben altijd ziek. Oh, je lichaam doet wat je vraagt. Als jij stelt dat je altijd ziek bent, dan zal je lichaam ervoor zorgen dat die ‘wens’ ook uitkomt. Je krijgt wat je vraagt!
Als iemand tegen je zegt: De griep is in het land, straks word je nog ziek! (dat is een verwensing van iemand, ook niet fijn en ook negatief – hoewel het goed bedoeld is)
Dan zeg je vriendelijk: Oh, ik niet hoor. (Jij mag zo denken, maar ik niet, dankjewel.)
En zo zorg je dat je de gedachten van een ander niet aanneemt. Zo blijf je in controle over je eigen werkelijkheid. Want die goedbedoelde adviezen zijn niet altijd even goed voor ons. Je mag ze (desnoods in gedachten) absoluut weigeren. Dat is zelfs heel verstandig.
Ga positiever denken, het helpt!
Mijn vraag voor jou: Heb je nog een situatie waarvoor je een oplossing zoekt? Stel ze in de reacties (of mail mij) en ik geef je een positieve kijk op de situatie, zodat jij je werkelijkheid kan aanpassen.
Lees verder:
- Verander jezelf
- De kracht van je gedachten
- Positief denken in de praktijk, alledaagse voorbeelden
- Waarom ben je boos?
- Waarom straffen niet werkt bij een hooggevoelig kind – knuffel in de plaats.
- Wat als je kind je spiegel is?
- Wat als je kind je spiegel is? Praktische voorbeelden
- Motiverende spreuken
Geef een antwoord